
Het is in de jaren zestig. Het eiland Schouwen-Duiveland krijgt door dammen die worden aangelegd, eindelijk een snelle aansluiting op de rest van de wereld. En Wim Waleboer die dan in Brouwershaven woont, krijgt eindelijk een brommer. De wereld gaat voor hem open, midden in de flower power tijd.
-Klik op de pijl om Wim te horen vertellen-
“Het is voor jongeren niet leuk hoor, om op een eiland te wonen”, zegt Wim nu. “Je bent afgezonderd van de rest van de wereld, en kent in je buurt elk weggetje. Net in die periode, vanaf 1965, ging de Grevelingendam open. Dat maakte het veel makkelijker om weg te gaan”.
Grote worsten
Weggaan doet Wim graag. Naar bandjes in Oude Tonge “die wij op het eiland nog niet hadden”, en op de brommer naar Rockanje. Daar ontdekt hij grote worsten. “Bij ons op het eiland had je de frituur nog niet echt, en ik kende die worsten niet. Dat bleken frikadellen te zijn, die in opkomst waren. Mijn vader heeft me daar nog jaren mee gepest.”
-Lees verder onder de foto-

Vooral de brommer is Wims redding. “Een rode Zundapp. Die had ik opgepimpt met beenbeschermers waar ik stickers op had geplakt. Aan de ene kant stickers van ‘Ban de bom’ en dat je niet naar de maan moest vliegen. Aan de andere kant stickers van bloemen. Het was tenslotte flower power. Vooral vanwege de proteststickers keken mensen je wel aan, zo van: ben je er zo eentje.”
Mooie tijd
Flower Power, met een generatie die tegen de oorlog was, en voor vrede. Verdovende middelen zijn in opkomst “al heb ik daar nooit aan meegedaan”. Bijzondere kleding is er ook, zegt Wim. “Ik had broeken met wijde pijpen, en een bandera in plaats van een riem. En lakschoentjes. Als je daar nu mee komt dan verklaren ze je voor gek. Maar ik had dat nooit willen missen. Eigenlijk was niets verboden.”
-Lees verder onder de foto-

Het is ook de tijd dat Wim, die inmiddels al jaren in Breskens woont, zijn vrouw Hill leert kennen. “Hill kwam met een vriendin op vakantie in Brouwershaven. Ze had zo’n gebloemde jurk aan, en een dag later zo’n bloesje opgeknoopt tot vlak onder de borsten. Mijn moeder zei nog ‘hoe loopt die erbij!’. Niet wetende dat dat later haar schoondochter zou worden.”
