“Soms moet je leren kijken. Je ziet dan hoe uniek het hier is, en dat er altijd wat nieuws is te ontdekken”, zegt Wilco Jacobusse. De educatie-medewerker van het Nationaal Park Oosterschelde is altijd al enthousiast over ‘zijn’ natuurgebied, en zeker in de Oosterscheldeweek van 3 tot en met 10 september. Al wil hij ook niet wegkijken van de bedreigingen.

De Oosterschelde in Zeeland is die enorme plas water tussen Noord-Beveland, Zuid-Beveland, Tholen en Schouwen-Duiveland. Twee keer per dag stroomt het getij er via de stormvloedkering in en uit. Vogels vliegen over het water, vissers kweken er hun mosselen en oesters. Soms is het water zo glad als een spiegel en dan weer robuust door een aanzwellende storm.

“Het hele jaar door komen er allemaal toeristen die aan activiteiten in ons Nationaal Park meedoen. In de Oosterscheldeweek zie ik vooral Zeeuwen. Dat vind ik mooi”, zegt Jacobusse. “Want als je hier woont dan voelt zo’n natuurgebied in je achtertuin heel normaal, maar het is juist heel bijzonder!” Kortom: in die week kun je je verbazen, wil Jacobusse maar zeggen.
Bedreigingen benadrukken juist de schoonheid
In 2002 is de Oosterschelde uitgeroepen tot Nationaal Park. Dat betekent dat er speciale aandacht is voor het gebied, en dat al twintig jaar. Er staat geen hek omheen, en mensen wonen en leven in en om de Oosterschelde. Dat maakt het gebied kwetsbaar voor invloeden van buitenaf.
“Ja, dat baart me zorgen,” zegt Jacobusse. “De zeespiegel stijgt, en de zandplaten die zo van belang zijn voor vogels verdwijnen. En denk ook aan het plastic dat je vind in het water. Maar: juist dat soort issues is ook belangrijk om de schoonheid te ontdekken, en dat het de moeite is om daar voor op te komen. Ik merkt dat mensen het in toenemende mate beseffen.”
